augustus 02, 2012

Brug

Het is altijd vroeger ochtend onder de brug dan in de rest van de stad. Het leven begint daar al in de vroege schemer.. de dimensie tussen droom en werkelijkheid. Tenminste, "leven" is een groot woord. Het is meer het niet willen toegeven aan het einde. Ik werd in deze omgeving wakker met een knallende hoofdpijn. Van de goedkope drank? Of van mijn betonnen hoofdkussen? Ik weet het niet. Het maakt ook niets uit. Ik ben er, reëel, helemaal alleen in het kunstlicht dat altijd brand, dag en nacht. Praten doe ik alleen tot mezelf. Mijn stem hard en schel, als fluisterend door een megafoon, maakt anderen bang. De warboel in mijn hoofd maakt het ook onmogelijk concrete zinnen te formuleren. En smerig: Het vuil van mijn bestaan zit in grote korsten in mijn haar en bedachtzaam pulk ik stukjes los, ondertussen luisterend naar het gekabbel van het water in de rivier. De echo van het door het vroege tijdstip sporadisch overrazend verkeer wordt afgewisseld met een regelmatig druppelend geluid, zoals gewoon is onder dit soort bruggen. Een zinloos bestaan! Dat wist ik zeker. "Hier moet een eind aan komen" speelt het door mijn hoofd. De bevelende stem krijgt steeds meer grip op me. Ik hou mijn hoofd enigszins schuin en luister goed wat ik opgedragen krijg. Luisterend naar deze stem, die andere stemmen in mijn hoofd tot zwijgen brengt sta ik enige tijd roerloos; geobsedeerd. Uren later, in ieder geval naar mijn gevoel, ga ik naar boven, begin de brug te beklimmen. Eerst via de trap naar het gedeelte waar auto's en voetgangers zich bewegen, en dan via de servicetrap naar de hoge pijlers, via de ophanging naar de hoogste top. Iemand heeft me gezien en blijft staan kijken. ik klim door, mijn doel nadert, in de langzaam warm wordende dag. Het water is nu al zo'n twintig meter onder me. Er zijn steeds mensen bijgekomen en de groep toeschouwers wordt steeds groter. Ook is er blijkbaar al een alarmnummer gebeld, want zwaailichten zijn nu ook te zien. En men begint te roepen naar me "Heey, spring" hoor ik "Spring!, spring!" Is dat in mijn hoofd? Nee, dit keer is het echt. De groep mensen beneden scandeert dit. Het brengt me tot een werkelijkheid. Ik krijg het besef dat ik verkeerd bezig ben. De stem in mijn hoofd is stil. Ik moet mezelf veilig stellen. Langzaam klim ik weer naar beneden. Een paar stoere jongens klimmen naar me toe met veel bravoure, en nog een paar volgen ze. De toegesnelde brandweer begint nu een ladderwagen in positie te brengen en twee van deze helden laten zich met de ladder in mijn buurt stijgen. Ik voel me gered. Als ik ze wil danken is het eigenlijk al te laat. Harde handen pakken me beet en met een één, twee, drie gooien ze me van mijn hoge positie naar beneden. In mijn vrije val weet ik dat ik mijn voorouders zeer binnenkort zal ontmoeten....